In 1971 maakten de astronauten van de Apollo 15 na hun landing op de maan als eersten een rit in een volledig elektrische ‘maanrover’. In datzelfde jaar bewees een Opel GT dat elektromotoren niet alleen voor golfkarretjes zijn. Op 17 en 18 mei 1971 vestigde Georg von Opel op de Hockenheimring in Duitsland een nieuw snelheidsrecord voor elektrische auto’s. Dat deed hij met een speciaal ontwikkelde en aangepaste sportauto: de Opel ‘Elektro GT’. Uiteindelijk vestigde de auto zes wereldrecords.
De recordpoging met de ‘Elektro GT’ van Georg von Opel – de kleinzoon van Opel-oprichter Adam Opel, was niet alleen een ‘proof of concept’ voor de toekomst van batterij-elektrische voertuigen. Het was ook de voortzetting van een familietraditie. Zijn neef ‘Raketen-Fritz’ (‘rocket man’ Fritz’) behaalde van 1927 tot 1929 de voorpagina’s met raketdemonstraties met het absolute hoogtepunt op 23 mei 1928 toen op het Avus-circuit de Opel RAK-2 een topsnelheid haalde van 238 km/h.
De ‘Elektro GT’ was voorzien van twee Bosch DC-elektromotoren die samen een continuvermogen van 88 kW (120 pk) leverden en een piekvermogen van zelfs 118 kW (160 pk). Varta leverde de vier nikkel-cadmium-batterijen, die naast en onder de bestuurder waren geplaatst. Met 280 cellen voegden de batterijen 590 kilogram toe aan het gewicht (960 kilogram) van de standaard GT. Dat bracht het totaalgewicht op 1.550 kilogram: ongeveer net zo veel als een Opel Diplomat B uit die tijd.
Voor de recordpoging op lange afstand waren 360 cellen nodig, wat voor 740 kilogram extra gewicht zorgde. Met een gewicht van 1.700 kilogram woog de GT net zo veel als een Opel Blitz vrachtwagen met korte wielbasis. Vanwege het hogere gewicht was steviger vering nodig en Continental ontwikkelde speciale hogedrukbanden die de rolweerstand tot een minimum beperkten.
Voor het beste resultaat werden alle luchtinlaten en -uitlaten aan de voorkant afgesloten, moest de motorkap met de karakteristieke bult voor de carburateur plaats maken voor een ‘vlakke’ motorkap, werden de bumpers, spiegels en portiergrepen verwijderd en werd de auto ontdaan van overbodige motor- en interieurdelen.
Net genoeg plaats voor de bestuurder: straaljageraccu’s vullen het interieur
Een elektronisch regelsysteem vulde de bagageruimte en – uniek voor een GT – de achterzijde van de auto kreeg een grote spoiler. De achterlichten waren verwijderd en de gaten die daardoor ontstonden werden afgeplakt. De uitlaatdemper maakte plaats voor een warmtewisselaar.
Een conventionele autoaccu voorzag de elektronica van stroom. Deze was voorin geplaats, in de motorruimte waar zich nu een elektromotor bevond. De batterijen (die normaal gesproken waren te vinden in straaljagers) waren in speciale rekken in het interieur geplaatst. Ze namen alle ruimte achter en naast de bestuurder in. Die had net genoeg plaats om op een gewone stoel te zitten.
Achter het stuur van de ‘Elektro GT’ vestigde Georg von Opel op 17 mei 1971 vier nieuwe wereldrecords voor elektrisch aangedreven auto’s:
Afstand | Tijd | Snelheid |
1,0 km | 19,061 s | 188,86 km/h |
1,0 km staande start | 31,066 s | 115,88 km/h |
0,5 km staande start | 19,358 s | 92,98 km/h |
0,25 mijl staande start | 16,869 s | 85,87 km/h |
Op 18 mei werden nog twee records toegevoegd vanuit staande start:
10 km | 4 min 43,69 s | 126,89 km/h |
10 mijl | 7 min 35,63 s | 127,15 km/h |
De lage energiecapaciteit van de Ni-Cd batterijen zorgde ervoor dat één nieuw wereldrecord niet werd gehaald: 100 km lang rijden met een constante snelheid van 100 km/h. De recordpoging bleef steken op een afstand van 44 km.
De eerste elektrische Opel liet zien dat een batterij-elektrische auto net zo snel kon zijn als een moderne sportauto.